Het eerste bedrijf
Op de beurs in Brussel hadden wij een harde afspraak gemaakt met de ‘Vice Commercial Director’ die ons hartelijk had uitgenodigd op het verkoopkantoor in Saigon (HO Chi Minh City) Een kantoor bezoeken is niet de moeite waard,dus meldden wij ons rechtstreeks bij het productiebedrijf. Daar kwam een andere Vice ‘weet ik veel’ op de proppen die inderdaad van ons bezoek op de hoogte was.

Dat de vloeren niet helemaal goed afwaterden is een detail waar wij ons helamaal niet druk om gemaakt hebben. In Nederland is dit een Warenwettelijke overtreding. Wij hebben spannender overtredingen van de voedselveiligheidsregels gezien...
Met een pyjama de productie in?
Een groot bedrijf was dit zeker met 25 containers per maand naar Nederland. Waar laat men dit spul allemaal? Vroeg ik mij af terwijl mijn witte bezoekersjas met een kleefroller, geheel stofvrij werd gemaakt. Kruipend door een groezelige kunststof flappengordijn de steriele productieruimte ingegaan en intussen de pyjamaknopen aan de buitenzijde van mijn witte HACCP jas controlerend. Dit deed mij aan vroeger denken toen ik met pyjama naar bed mocht.
Het drama met de TL buizen
Mooie productiehal, veel mensen, witte jassen en mondkapjes. Had ik al een plaatje van gezien. Men vroeg zich af waarom ik het plafond fotografeerde. Daar is toch niets te zien of wel soms? “Nee, voor jullie niet echt iets bijzonders hoor”, antwoordde ik desgevraagd nadat ik een van de 600 niet afgeschermde TL buizen gefotografeerd had. In Nederland word je door de auditor zowat vermoord bij een dergelijke overtreding van de voedselveiligheidsregels. Struikelend over de vloer, er stak een stuk betonstaal uit, liepen wij verder naar de sorteertafel. “Hier wordt iedere filet op kleur gesorteerd en krijgen de gele en roze Pangafilets een andere bestemming. Rusland bijvoorbeeld of wordt het een B- keus. Tjonge, wat een kwaliteitscontrole. Iedere filet ging wel viermaal door de handen van een werknemer die uiterst zorgvuldig ieder grammetje vet eraf schraapte. Dat vet zou ik wel eens willen onderzoeken, daar zitten juist de pesticiden en PCB achtige stoffen in fantaseerde ik volop. ”Dat vet gaat naar de Chinese farmaceutische industrie” verduidelijkte mijn begeleider mij. Niet zo verwonderlijk waarom Chinezen er zo foei lelijk uitzien, besloot ik mijn mijmeringen.
Wéér die cowboyvijvers
“Zijn dit allemaal vissen die jullie zelf gekweekt hebben?” “Ja bijna wel” luidde het ontwijkende antwoord, waarop mijn Vietnamese gids Laura in vlijmscherp Vietnamees vertelde dat zij geen praatjes moesten verkopen. “Tja, weet u wij zijn zo succesvol in onze afzet dat wij 60%(!) moeten betrekken van onze zakelijke relaties.” Daar heb je het weer, weer een klant van de ‘cowboy vijvers’ die het moeten hebben van de vele wisselende commerciële contacten. Dit proces is het best te omschrijven als een prostituerende visverwerker. Dan maar hopen dat men geen geslachtsziekte of erger nog, AID’s oploopt, fantaseerde ik verder.
Waterdichte ingangscontrole
“Kijk hier controleren wij de kwaliteit die binnenkomt, iedere Pangasius vis wordt gecontroleerd hoor!” Ik werd ruw aan mijn mouw voortgetrokken naar de afdeling waar de levende vissen via een soort glijgoot naar de slachttafel gevoerd worden. Vreemd dacht ik, is er geen controle vooraf dan? Wij krijgen zoveel vissen binnen meneer dat wij in de fabriek pas kunnen beoordelen of de kweker zijn best heeft gedaan.” Ai, ai, daar heb je het al. Controle achteraf en geen kwaliteitszorg vooraf. Dit systeem hebben wij in Nederland zo’n 20 jaar geleden afgeschaft.

Hoera! Wij kregen een pasje omgehangen. Een nors kijkende man met uniform had ons bij de poort stilzwijgend het pasje omgehangen. De bezoekers intekenlijsten waren er even niet.
Bezoekers registratie?
“Zeg Laura, heb jij ergens je naam moeten invullen bij binnenkomst of zo?” Met een schok realiseerden wij ons dat er geen bezoekersregistratie aanwezig was. Waarschijnlijk was het e-mailtje naar het verkoopkantoor 200km verderop voldoende om ons binnen te laten. Een auditor zou hier erg verdrietig om worden bij deze laksheid en meteen een nieuwe afspraak plannen.
“Moet ik nog iets regelen voor u?”
Teruggekomen op het kantoor werden wij vergast op een heerlijke lunch met van alles en nog wat. Vis uiteraard. Zelfs hun eigen Pangafilet smaakte gewoon beroerd. Omdat ik beleefd ben opgevoed heb ik mijn bordje maar helemaal leeggegeten, zoals het hoort. “Welk hotel slapen jullie? Wij kunnen wel voor wat vertier zorgen zodat jullie je niet hoeft te vervelen. Zullen we jullie er even naar toe brengen?” Inmiddels ging bij mij het luchtalarm af vanwege deze plotselinge dienstverlenende toon van onze gastheren.
“Nee wij lopen zo meteen naar onze taxi toe en vinden vanavond wel ergens een slaapplek.”
Wij lieten wij onze gastheren verbouwereerd op kantoor achter in de wetenschap dat wij in Vietnam niet meer traceerbaar waren. Zelfs de taxichauffeur hadden wij gevraagd om ons bij het hek af te zetten zodat zijn kenteken door niemand genoteerd kon worden. De vorige reis was de nadrukkelijke aanwezigheid van de geheime dienst mij nog goed in het geheugen gegrift.
Wij waren net zo ontraceerbaar als hun eigen brandschone Pangasius vissen.
Dat stelde mij gerust.