De eerste ochtend werd ik ruw gewekt door de hotelmanager doordat hij de kamerdeur gewoon opende zodat mijn hotel alarm afging. Onder het snerpend geluid van de sirene maakten zij kennis om snel daarna mijn tropenpyama te wisselen voor tropenkleding. In twee tellen stond ik beneden in afwachting van het ontbijt. Die gingen wij in de stad nuttigen. Langs de stoffige straat werd een niet minder stoffige eettent gevonden die gelukkig gerund werd door vrouwen. Bij twijfel kun je daar het beste op varen vind ik. Hetzelfde geldt voor medewerkers in voedingsmiddelenbedrijven. Het zijn altijd de dames die meer snappen van hygiëne dan mannen. Met grote tegenzin moet ik dit feit toegeven.
Terwijl mijn begeleider zich vers gebakken hanenpoten zeer goed liet smaken hebben wij onze marsroute onder het genot van krakend kraakbeen uit kunnen stippelen. Toen kwam ik met een schok achter dat men geen kaart kan lezen. Klopt ook wel die zijn kennelijk staatsgeheim. Mijn Google kaart was de enige leidraad die ik als een soort talisman voor de verdere verloop van de reis gekoesterd heb. Hij klopte daadwerkelijk.
Gezeten op de buddyseat van een Honda brommer tuften wij door steegjes waar normaal gesproken een brommer tegelijk doorheen kon maar in Vietnam doorgaans drie brommers tegelijk elkaar kunnen passeren.
Wel lekker die rijwind want de temperatuur was 40oC en de luchtvochtigheid tegen de 99%. Iedere kruising of zeldzaam stoplicht was het zweten geblazen. Het water liep mij niet eens in de mond maar stroomde van mijn rug af.
Twee veerbootjes verder gingen wij te voet naar de eerste vijver. Er moest bij iedere hut gevraagd worden om de voetexpeditie tot een succes te maken. Na een mysterieuze oversteek arriveerden wij eindelijk bij een vijver van 60 bij 80 meter. Van de satellietfoto’s van Google had ik die maat ook in geschat. Bedankt Google! Zo kom je nog eens ergens met deze zoekmachine.
De vissen stonden op het punt gevoerd te worden. Een roeibootje die tot de rand gevuld was met voer en waar de bootrand bijna gelijk stond met het waterspiegel peddelde men voorzichtig naar het midden van de vijver. De vissen wisten onmiddellijk dat er voer op komst was. Een tsunami aan vissen spoedden zich richting boot zodat de bemanning het amper drijvend konden houden door zeer snel de lading in het water te scheppen om het drijfvermogen zeker te stellen.
In een nabij gelegen visserswoning lagen wat vissers te relaxen in een hangmat.
Heerlijk leventje hebben die vissers het toch. Alleen hier moet men rond zien te komen met 50 dollar per maand dat is het subtiele verschil
Pangasius vis heeft naast een voedselveiligheidsrisico nog een ander probleem en dat is van de grondsmaak die de vis van nature heeft. Op zich niet zo verwonderlijk want deze vis leeft juist in de modder, net als alle andere meerval-achtigen. De schimmels en bacteriën die in deze modder leven komen ook in en op de vis terecht en leveren de fameuze prutsmaak aan de vis. De stoffen geosmine en meta iso borneool zijn de boosdoeners. Geen probleem zegt de restaurateur die een voordelige partij heeft gekocht voor € 2,00/kg. Gewoon de vis pittig kruiden, Panga met Curry, zuurkool. Hopla, gooi er maar flink wat zooi overheen.
De Mekong delta is de hotspot van de Panga kweek. Daar zitten de prutvijvers. Ook weer via Goolge earth goed te zien. 40 kilometer vanaf de zee heb ik weinig te zoeken want daar heb je nog tijwerking van het zoute water. Daar zitten de garnalenkweekvijver. Ook een pretpark dat binnenkort door mij bezocht zzal gaan worden. De garnalen leven immers zo’n beetje van de mest van de Pangasiuskwekers.
Zoet water is een levensbehoefte van de Panga’s.
Combretum, Trifluralin, glutaar aldehyde en quatenaire ammoniumverbindingen kennelijk wel.
Die heeft de visser in zijn schuurtje staan.
Voor zijn schoonmoeder zeker.